Informaticasite van het Sondervick College te Veldhoven                 © L.J.M van Haperen (bron : R.J. van der Beek)
 

Open vragen en meerkeuzevragen Hoofdstuk 3  

Klik bij meerkeuzevragen op het correcte antwoord.
N.B. Soms zijn alle antwoorden goed, klik dan op 'Alle antw. zijn goed'
Als het fout is probeer je het opnieuw!
betekent fout
betekent goed
Heb je het antwoord bij de eerste poging goed dan krijg je 10 punten, bij de tweede poging 1 punt en bij de derde poging 0.5 punt.

 1. Wat is het hart van de computer ?
a) De processor
b) De CVE
c) De CPU
d) De antwoorden bij a, b en c zij alledrie goed

 2. Uit welke onderdelen bestaat de processor ?
a) ALU, Registers, CU, RAM
b) ALU, Registers, Besturingseenheid, Cache
c) Rekeneenheid, Registers, Besturingseenheid, ROM
d) IR, ALU, Klok, CU

 3. Als het werkgeheugen van een computer te klein is om een programma in zijn geheel te bevatten tijdens de werking van dat programma, wordt er door het systeem gebruikgemaakt van virtueel geheugen. Waar bevindt dat virtueel geheugen zich?
a) Op de harde schijf
b) In het RAM-geheugen
c) In het ROM-geheugen
d) In het cache-geheugen

 4. I. De harde schijf hoort bij het intern geheugen
II. Een 64-bit geheugen-module wordt een DIMM genoemd
a) I en II zijn beide waar
b) I is waar en II is niet waar
c) I is niet waar en II is waar
d) I en II zijn beide niet waar

5. Als je een netwerkkaart in de computer wilt plaatsen, waar moet je die dan in bevestigen ?
(Geef de afkorting van drie letters, gebruik hoofdletters !)
Vul hier het antwoord in : -slot    

 6. De interface die ervoor zorgt dat harde schijf op het moederbord kan worden aangesloten heet:
a) ATA of IDE
b) SCSI
c) SATA
d) De antwoorden bij a, b en c zij alledrie goed

 7. Welke bewering over bussen in de computer is niet waar ?
a) De systeembus is opgedeeld in drieën: de databus, de adresbus en de frontsidebus
b) De systeembus verbindt de processor o.a. met het RAM-geheugen
c) Via de adresbus wordt de juiste geheugencel opgezocht en aangestuurd
d) Het verkeer op de bussen wordt geregeld door de chipset

 8. I Op CDROM en DVD worden gegevens vastgelegd met pits en lands.
II Op een CDROM past ongeveer 700 MB, en op een DVD ongeveer 3 GB.
a) I en II zijn beide waar
b) I is waar en II is niet waar
c) I is niet waar en II is waar
d) I en II zijn beide niet waar

9. Hoe wordt de inhoudsopgave van de harde schijf genoemd ?
(Geef de afkorting van drie letters, gebruik hoofdletters !)
Vul hier het antwoord in :     

 10. Welke bewering over USB-poorten is niet waar ?
a) De snelheid waarmee gegevens via een USB-poort kunnen worden verstuurd is 200 MBps (dat betekent 200 Megabyte per seconde)
b) Je kunt maximaal 127 apparaten tegelijk aansluiten op USB-poorten op een computer
c) USB is de afkorting van Universal Serial Bus.
d) Als je een apparaat op een USB-poort van een computer aansluit ontdekt de computer meestal direkt welk apparaat het is.

 11.

Wat is goed ? (N.B: poorten 3 zijn met pinnetjes (mannetjes) en poort 5 is met gaatjes (vrouwtje) )
a) 1=PS/2-poorten    2=USB-poorten    3=seriële poorten    4=paralelle poort    5=Monitor-aansluiting    6=Geluidspoorten
b) 1=muis en toetsenbord   2=USB-poorten    3=paralelle poorten   4=printer-poort    5=seriële-poort    6=COM-poorten
c) 1=PS/2-poorten     2=COM-poorten     3=Monitor-poorten    4=printer-poort       5=Geluidspoort    6=seriële poorten
d) 1=muis en toetsenbord   2=seriële poorten    3=PS/2-poorten    4=USB-poort    5=COM-poort    6=Geluidspoorten

12. Wat verstaan we onder dual core ?
a) De computer bevat twee processoren en kan daardoor sneller werken.
b) De processor werkt met twee kernen en kan daardoor zijn taken sneller uitvoeren.
c) Het besturingssysteem en de software functioneren zo dat de gebruiker sneller twee taken tegelijkertijd kan uitvoeren.
d) De CVE is gesplitst in een rekenorgaan en een besturingsorgaan en kan daardoor zijn taken sneller uitvoeren.

13. Er wordt een pariteitsbit toegevoegd aan 10101010
Welk bit wordt er dan aan toegevoegd ? (één teken invullen !)
Vul hier het antwoord in :     

14. Wat is cachegeheugen?
a) RAM-geheugen dat gegevens vasthoudt als de stroom uitvalt
b) ROM-geheugen dat door flashen aangepast kan worden
c) Hetzelfde als het interne geheugen
d) Extra snel geheugen dat de processor rechtstreeks kan gebruiken

15. De snelheid waarmee gegevens van een harde schijf kunnen worden ingelezen wordt bepaald door de volgende drie factoren:
a) De rotatiesnelheid van de HD, de response time van de HD, de seek time van de HD
b) De response time van de HD, de hoeveelheid cache-geheugen op de HD, de settle time van de HD
c) De toegangssnelheid van de HD, de snelheid van de IDE, de response time van de HD
d) De toegangssnelheid van de HD, de snelheid van de interface tussen HD en moederbord, de hoeveelheid cache-geheugen op de HD.

16. I Een harde schijf bestaat uit een aantal schijven boven elkaar; er zijn evenveel lees- en schrijfkoppen als schijven
II Een harde schijf heeft evenveel cilinders als het aantal sporen van één van de schijven
a) I en II zijn beide waar
b) I is waar en II is niet waar
c) I is niet waar en II is waar
d) I en II zijn beide niet waar

17. I Een cluster bestaat uit een aantal sectoren en is de kleinste hoeveelheid die het besturingssyteem kan vastleggen in de FAT
II Bij een low-level format van de harde schijf wordt de fysieke indeling in sporen en sectoren gemaakt.
a) I en II zijn beide waar
b) I is waar en II is niet waar
c) I is niet waar en II is waar
d) I en II zijn beide niet waar

18.

Wat is goed ?
a) 11=slots voor RAM-modules   7=IDE-interface   10=Bios   6=PCI-slots   4=onderdeel van de chipset
b) 11=ISA-slots   7=ATA-interface   10=Bios   6=slots voor RAM-modules   4=Processor
c) 11=ISA-slots   7=ATA-interface   10=RAM-module   6=slots voor ROM-modules   4=Processor
d) 11=PCI-slots   7=IDE-interface   10=Batterij voor CMOS   6=slots voor RAM-modules   4=onderdeel van de chipset

19. I De BIOS bestaat uit een aantal gegevens die in de CMOS bewaard worden
II Met het setup-programma kun je de BIOS veranderen
a) I en II zijn beide waar
b) I is waar en II is niet waar
c) I is niet waar en II is waar
d) I en II zijn beide niet waar

20. Hoe noemen we de techniek die het mogelijk maakt dat een processor deelinstructies gelijktijdig in plaats van sequentieel uitvoert?
a) pipelining
b) dual core
c) branch prediction
d) busmastering

21. De North bridge en de South bridge zijn een onderdeel van:
a) de chipset
b) de front side bus
c) de CVE
d) de ALU

22. Welke uitspraak over LCD-schermen is niet waar ?
a) LCD is de afkorting van Liquid Chrystal Display, een ander woord ervoor is flatscreen
b) Een 15-inch LCD-scherm geeft ongeveer evenveel beeld als een 17-inch CRT-scherm
c) Een LCD-scherm is minder vermoeiend voor de ogen dan een CRT-scherm.
d) LCD-schermen produceren meer warmte en verbruiken meer stroom dan CRT-schermen

23. De eigenschappen van deze bus bepalen met hoeveel RAM-geheugen de pc maximaal kan werken. Dit is de: memorybus databus controlbus adresbus
a) de databus
b) de controlbus
c) de adresbus
d) de memorybus