Informaticasite van het Sondervick College te Veldhoven                 © L.J.M van Haperen (bron : R.J. van der Beek)
 

Hoofdstuk 3 Hardware

3.5 Invoer- en uitvoerapparaten

  3.5.1. Toetsenbord

Het toetsenbord is het belangrijkste invoerapparaat. Meestal heeft het 101 toetsen, en het kan in 4 delen worden ingedeeld:
  • alfanumeriek gedeelte
  • numeriek gedeelte
  • functietoetsen
  • cursor toetsen

In Nederland hebben we QWERTY toetsenborden, maar bijv. in Frankrijk worden AZERTY-toetsenborden gebruikt. Er komen steeds meer speciale toetsen.
Zoals de AltGR (Alternate German) toets, die activeert het derde teken van een toets.
En de Fn-toets, die activeert het tweede teken dat soms op de functietoetsen staat.

  3.5.2. Muis

De muis is een apparaat dat dient om de cursor te besturen, en om met een klik commando's uit te laten voeren.
Tegenwoordig heeft een muis vaak drie knoppen, en een scroll-wieltje om handig door lange teksten te kunnen bladeren.
Links op de foto zie je een PS/2-muis, dat zie je aan het ronde stekkertje. Rechts een optische muis met scrollwieltje.
De draadloze muis, die met infraroodsignalen werkt, wordt steeds populairder.

Op een laptop gebruik je in plaats van een muis vaak een touchpad, waarover je je vinger kunt bewegen en daarmee beweeg je dan de aanwijzer. Een klein tikje op het touchpad met je vinger heeft hetzelfde resultaat als een klik op de linker muisknop. Er zitten trouwens vlak onder het touchpad nog twee knoppen die net zo werken als de knoppen van de muis.

Oudere laptops zijn soms voorzien van een navigatieknopje waarmee je de cursor kunt bewegen.

In de grafische wereld wordt veel gebruik gemaakt een digitale pen, waarmee je kunt tekenen. De pen kun je gebruiken op een speciaal tablet.

Een joy-stick wordt vaak gebruit bij spelletjes.
Er bestaan ook joypads en stuurinstallaties voor spelletjes.

  3.5.3. Monitor

Het belangrijkste uitvoerapparaat is de monitor.
De schermgrootte was tot voor kort meestal 15 inch (ook wel geschreven als 15" en 1 inch is 2,54 cm), nu is dat heel vaak 17 inch of 19 inch.
De grootte van het beeldscherm wordt diagonaal gemeten.

Er is een groot verschil in de gebruikte technologie bij de beeldschermen. We onderscheiden vijf soorten:

  • CRT-schermen (Cathode Ray Tube)
    Beeldbuizen moeten voortdurend hun beeld vernieuwen, dit gebeurt bv. 70 maal per seconde. Men zegt dan dat de refresh rate 70 Hz is. Hoe vaker per seconde, hoe beter, want als de refresh rate te laag is dan flikkert het.
  • LCD-schermen (Liquid Chrystal Display) of flat-screen
    Deze monitoren komen er steeds meer in. Ze hebben ook veel voordelen boven CRT-monitoren:
    • LCD schermen flikkeren niet, ze zijn daardoor minder vermoeiend voor de ogen.
    • een LCD-scherm is helderder en biedt een hoger contrast.
    • ze zijn plat. Daardoor kan het hele schermoppervlakte benut worden. Je hebt bij een 15" LCD-scherm ongeveer evenveel beeld als bij een 17" CRT-scherm.
    • ze zijn dun, en daardoor nemen ze veel minder bureauruimte in beslag.
    • LCD-schermen produceren minder warmte en verbruiken minder stroom dan CRT-schermen.
  • TFT-schermen (Thin Film Transistor)
    Deze techniek is een variant op de LCD-techniek en wordt o.a. gebruikt bij de betere laptops. Het is kwalitatief nog beter dan een LCD-scherm.
  • Plasma schermen
    Plasma schermen zijn groot maar ook duur. Ze zijn geschikt voor presentaties of video's, maar ze maar ze zijn minder geschikt voor bureauwerk omdat ze minder helder zijn dan de anderen.
  • Elektronisch papier
    Elektronisch papier wordt gebruikt bij de monitoren van eReaders.
    Een eReader is een apparaat waarmee men digitale teksten kan lezen: eBooks en ePapers.
    Elektronisch papier of e-papier is een informatiedrager waarbij zonder elektrische stroom de tekst zichtbaar blijft dankzij de zogenaamde digitale inkt.

    Elektronische inkt of digitale inkt bestaat uit kleine bolletjes die aan één kant gekleurd en aan de andere ongekleurd zijn. Ze worden gebruikt in elektronisch papier. Dankzij een bi-stabiele toestand, is ofwel enkel de gekleurde, ofwel de ongekleurde kant zichtbaar. Door een elektrische spanning aan te leggen kan het bolletje omgedraaid worden.

    Klassieke beeldschermen hebben achtergrondverlichting nodig voor een groter contrast. Dit is echter vermoeiend voor het menselijk oog. Elektronisch papier heeft geen achtergrondverlichting nodig, omdat het licht op dezelfde manier reflecteert als gewoon papier.
    Een ander voordeel is dat het flexibel kan zijn, licht is en bi-stabiel is.
    Dat betekent dat het alleen maar stroom verbruikt als nieuwe tekst op het display moet verschijnen. Zo kan een tekst worden gelezen zonder dat er energie moet worden toegevoerd.
    Een nadeel is dat veranderingen in het beeld traag gaan. Ook is net als bij papier voor het lezen extern licht nodig.

  3.5.4. Printer

Er zijn verschillende soorten printers: matrixprinters, inkjetprinters, en laserprinters.
  • Matrixprinter
    In het begin van het computertijdperk werden bijna alleen matrixprinters gebruikt. Tegenwoordig wordt hij niet veel meer gebruikt, maar hij is nog goed genoeg om gewone teksten of etiketten af te drukken als de kwaliteit niet heel belangrijk is. Met naaldjes wordt een inktlint tegen het papier gedrukt, en zo wordt er geprint.
  • Inkjetprinter
    Inkjetprinters hebben een veel betere afdrukkwaliteit dan matrixprinters. De inkjetprinters zijn tegenwoordig erg goedkoop, de fabrikanten halen het geld uit de inktcartridges, want die zijn duur.
    Bij een inkjetprinter wordt inkt op het papier gespoten. Elk vel dat uit de printer komt moet even drogen.
    Er zijn twee technologieën om een inkjet te laten werken:
    1. Het door Epson gebruikte piëzo-systeem, waarbij inkt met behulp van een mechanisch procédé naar buiten wordt gespoten.



    2. En het door HP, Canon en Lexmark gebruikte "kooksysteem", waarbij een warmtebron een gasbel produceert, die de inkt naar buiten perst.



    Inkjetprinters kunnen meestal ook in kleur printen.

  • Laserprinter
    Laserprinters worden vooral in bedrijven gebruikt. Ze zijn vrij duur, maar snel, geruisloos, en de kwaliteit is hoog. En in gebruik zijn ze niet duur.
    Een laserprinter gebruikt geen inkt, maar toner. Toner is een poeder dat uit een pigment en plastic bestaat, dat tot hele kleine deeltjes is vermalen.
    Het pigment geeft de kleur aan de toner, en het plastic smelt bij hoge temperatuur en hecht zich aan het papier. De afdruk zal daardoor niet vlekken.
    De techniek die bij laserprinters wordt gebruikt lijkt veel op die van kopieermachines.



    Tot voor kort konden laserprinters niet in kleur printen, maar er zijn nu ook kleuren-laserprinters. Maar voor het afdrukken van foto's zijn ze niet erg geschikt, daarvoor kun je beter een inkjetprinter gebruiken.



  • Combinatieprinters
    Tegenwoordig worden veel printers verkocht die ook dienen als kopieerapparaat en scanner en fax.
    Dit wordt ook wel een AIO genoemd (dat is de afkorting van all-in-one).

  3.5.5. Scanner

Een scanner is een apparaat waarmee je een afbeelding, foto, of tekst kunt digitaliseren.
Met behulp van een bundel licht wordt de afbeelding punt voor punt afgetast en omgezet in een digitaal signaal.
De fladbed-scanners worden het meest gebruikt: je legt het papier, net zoals bij een kopieerapparaat, op de scanner.
Bij een sheedfeed-scanner wordt het blad door de scanner gehaald, maar dan kun je bijv. niet een bladzijde uit een boek scannen (of je moet de bladzijde er uit scheuren).